Nadat de spoorlijn Amsterdam-Keulen was aangelegd en Zevenaar in 1856 een grensstation was, veranderde er veel in Zevenaar. Zo kwamen er meerdere ambtenaren wonen die belast waren met de controle van het personen- en goederenvervoer. Ze deden wat hun werd opgedragen, soms met pijn in hun hart, soms uit volle overtuiging en met veel genoegen. Smokkelaars pakten ze en mensen die geen geldige grenspapieren hadden lieten ze niet verder reizen. De ambtenaren kregen in de twintigste eeuw veel te maken met vluchtelingen. Vooral eind jaren dertig speelden zich drama’s af op het station: veel joodse vluchtelingen werden teruggestuurd de hel in.